25.01.2015 | Cobra.be | Johan Thielemans

 

Regisseur Piet Arfeuille drukt zijn eigen stempel op ‘Ivanov’. De klassieke tekst van Anton Tsjechov buigt hij om tot een theatrale toestand met het oog op een hedendaags publiek.

 

Handtekening

 

Als Piet Arfeuille een klassieke tekst ter hand neemt, dan plaatst hij daar een persoonlijke handtekening op. Dat gebeurde onder meer met ‘Hamlet’, bij Het Paleis. Nu hij in Malpertuis (Tielt) met Tsjechovs ‘Ivanov’ aan de slag gaat, is dat niet anders.

Hijzelf vindt dat Tsjechov de verschillende scènes te zorgvuldig invult. Vandaar dat hij bij zijn bewerking gekozen heeft om vooral in te zetten op de kernmomenten van het gebeuren. Het gevolg hiervan is dat het stuk veel korter wordt en dat de conflicten ook compacter op elkaar volgen. Dat geeft aan het gebeuren een grote dynamiek, en wie dacht dat Tsjechov traag de lusteloosheid beschrijft, komt hier van een kale reis terug. Maar de vaart, waarop Arfeuille wedt, verhindert niet dat we een versie krijgen die telkens op het essentiële mikt en ook telkens raak is.

 

Eilanden

 

Theatertechnisch heeft hij ervoor gekozen om de vier bedrijven te vertellen zonder plaatswisseling. Ook dit is een gewaagde keuze, maar Arfeuille weet de handeling heel duidelijk te vertellen. Misschien is er één ogenblik waarop de gebeurtenissen niet volledig helder zijn. Op het einde ligt Ivanov dood op het toneel, maar hoe dat komt krijgt de toeschouwer niet te zien. Een revolver gebruiken (zoals dat bij Tsjechov staat) vond Arfeuille, de regisseur, blijkbaar iets te melodramatisch. Maar als ik voor mezelf spreek, die revolver heb ik toch gemist.

Als we de zaal binnentreden, dan zien we een tribune, een soort spiegel van de toeschouwerstribune. Het zal het enige attribuut zijn van de avond. Op de verschillende trappen nemen de personages plaats, ver uit elkaar. Ze zullen niet van hun plaats komen en eilanden van grote eenzaamheid zijn. Ze kijken de hele avond lang voor zich uit en wie spreekt, richt zich evenzeer tot zijn medespelers als tot het publiek. De indruk die het stuk nalaat is er een van monologen. Dialogen zijn zeldzaam en zijn de enkele ogenblikken dat de personages elkaar aanraken.

 

Sterke zwakkeling

 

Wie het meest aan het woord is, is Ivanov. We leren hem kennen als een gekweld iemand. Hij is blut (een Russische ziekte uit de negentiende eeuw), hij houdt niet meer van zijn vrouw, hij houdt nauwelijks van het jonge meisje (iets wat in deze voorstelling benadrukt wordt en afwijkt van enkele aandoenlijke ontmoetingen bij Tsjechov). Hij is een zwakkeling die plots ernorm sterk kan uitvliegen. Al dat belaadt hem met twijfel en schuld en maakt tenslotte voor hem het leven onmogelijk.

Lukas Smolders is een intrigerende Ivanov. Ten eerste tekent hij zijn personage als een onbenullige klerk, klein, nerveus, onzeker, overhoop met zichzelf. Hij heeft geen charisma, zodat het een vraag is waarom zijn vrouw Anna zo sterk op hem verliefd is geworden dat ze zelfs bereid was om haar Joodse achtergrond achter zich te laten. Al even wonderlijk is dat het jonge meisje al haar dromen en al haar idealisme projecteert op deze wat rare man. Arfeuille ontwijkt door zijn keuze voor Smolders een hoop clichés en toont hoe onberekenbaar en misschien hoe onbegrijpelijk liefde kan zijn. In ieder geval blijkt liefde geen remedie tegen wanhoop. Het is een virtuoze en boeiende Lukas Smolders die de vele nuances en tegenstrijdige gevoelens in de tekst prachtig laat opborrelen. Een bijzondere acteursprestatie.

 

Centrale kracht

 

Het privéprobleem van Ivanov wordt in een bredere context geplaatst dankzij de personages die hem omringen. Iedereen krijgt een scherpe tekening. Jobst Schnibbe is de vader die niet op kan tornen tegen zijn vrouw, Eva Schram is het jonge meisje vol onschuld, die haar boodschap over de liefde rechtstreeks aan het publiek verkondigt. Arfeuille wil duidelijk zijn toeschouwers bij het gegeven betrekken, wat aan de voorstelling een bijzondere directheid geeft, wars van historische nostalgie. Laten we, met zijn allen, over deze problemen nadenken, is zowat de leidraad van de voorstelling.

Schitterend is het enige woord dat past bij de vertolking van Tania Van der Sanden. Zij zit vooraan op de tribune, als een matrone. Ze beheert het geld, en is dus een centrale kracht. Ze is categoriek als het moet, is iemand waar niemand om heen kan, maar ze is ook guitig en cynisch, niet verlegen om een Jodenmop (antisemitisme is de andere Russische ziekte). Met een minimum aan middelen tekent ze een intrigerende persoonlijkheid.

 

Zoals het leven

 

Dat alles levert een heel persoonlijke voorstelling op. De vorm is voor de acteurs niet vanzelfsprekend, maar iedereen weet heel overtuigend met de isolatie op de tribune om te gaan. Arfeuille heeft radicaal gebroken met het uiterlijk realisme, waarvoor Tsjechov bekend staat. De tekst van de Russische schrijver is hier omgebogen tot een theatrale toestand, in de hoop dat de woorden des te sterker zullen aankomen bij een hedendaags publiek. In dat opzet is Arfeuille volledig geslaagd. En tussendoor bewijst hij welk een uitstekend acteursregisseur hij is. Zo smeedt hij zijn cast met jonge en ervaren acteurs behoorlijk tot een homogeen gezelschap – iets wat Tsjechov zeker zou bevallen.

Met dat alles, ondanks de humor, ondanks de vaart en de gebaldheid, blijft de centrale visie van Tsjechov helemaal overeind: totale wanhoop en afwezigheid van perspectief, daar zit je als publiek anderhalf uur naar te kijken. Geen makkelijke boodschap en misschien ook erg eenzijdig. Maar: dat is het leven, zegt de Russische toneelschrijver ons.

 

> lees artikel op cobra.be