09.11.2011 | ruimtevaarders over Berlin Alexanderplatz

 

Naar aanleiding van een artikel over SKaGeN’s toneelbewerking van Berlin Alexanderplatz stelde journaliste Els Van Steenbergen ook enkele vragen aan ruimtevaarders over hun aanpak, hun visie op ontwerpen en een mogelijk scènebeeld als dramaturgie voor Biberkopf’s leefwereld. Een ingekorte versie van dit interview verscheen in Knack Focus (16/11/2011).

 

Hoe ontstaat zo een ontwerp? Zitten jullie bij de eerste lezing, de repetities of net niet?

SKaGeN hecht veel belang aan vorm. Voor hen als makers is het decor zelfs de basis waaruit tijdens het creatieproces het stuk ontstaat. SKaGeN vraagt om een decor als startpunt, als referentie om zich als acteurs tot de ruimte, tot elkaar en het stuk te verhouden. Ook voor Berlin Alexanderplatz is er vooraf niet meer afgesproken dan dat wij starten met het ontwerpen van het decor en dat het collectief aan de slag gaat met het concrete decor waar ze kunnen intrekken en het stuk in laten ontstaan. Voor ons betekende dit starten met het boek van Döblin, de reeks van Fassbinder en een wit blad. Het decor dat we hen hebben gegeven is een pars pro toto én een totum pro parte voor hoe een stad verbeeld kan worden op scène.

 
Wat is er zo fijn én moeilijk aan theaterdecors ontwerpen?

Een decor ontwerpen is een balanceeroefening. Het fijne en het moeilijke komen samen door het zoeken naar de balans tussen verschillende objecten of elementen van allerlei verschillende maten en gewichten: enerzijds is er het dwingende reële aspect dat het allemaal mogelijk en bouwbaar moet zijn, anderzijds spelen we met het irreele van het verhaal, waar context en dramaturgie zich op een subtiele manier moeten kunnen huisvesten in het ontwerp dat eenmaal op scène een concreet object of element binnen het geheel van het theaterstuk wordt. En dan nog is de balans niet klaar: het moet ook ruimte en mogelijkheden bieden aan spel en acteurs, het moet dus ergens ook een stap naar achter kunnen zetten en een platform zijn dat als katalysator inwerkt op het geheel. In het beste geval communiceert het decor op een manier dat de ervaring en rijkdom van een stuk meerdere lagen krijgt. Een decor is functioneel en niet functioneel, echt en niet echt, aanwezig en maar ook afwezig, koor en protagonist, het volgt het spel en de acteurs maar is tegelijkertijd ook koppig een eigen route en verhaal aan het uitstippelen. Al die tegenstrijdige elementen als slecht gestapelde borden toch in de lucht houden, is misschien een onmogelijk balanceren maar de oefening is wel het grootste deel van de lol.
 

Waarom is jullie ontwerp volgens jullie dé ideale ruimte voor ‘Berlin Alexanderplatz’?

Natuurlijk bestaat er niet zoiets als één of een ideale manier om Berlin Alexanderplatz te ensceneren. Ik denk dat we zo meteen opnieuw zouden kunnen beginnen aan een volgend decor voor Berlin Alexanderplatz.
 

Maar gesteld dat dit decor de uitkomst is van een matrix waar we de concrete condities en potentiële vrijheden hebben ingevoerd, is dit wel het meest ultieme antwoord dat we op dit moment kunnen geven.
 

Eén blik die ons bij het ontwerpen als leidraad meenamen is de mogelijke analogie tussen Berlin Alexanderplatz en een tragedie. Het verhaal start met Franz Biberkopf die uit de gevangenis wordt vrijgelaten. Die met schrik door de poort van de gevangenis naar buiten gaat en overdonderd word door de stedelijke buitenwereld. Zich vervolgens voorneemt om vanaf nu beter te doen zodat hij niet meer in de criminaliteit of in de gevangenis zal terechtkomen. We volgen hem dus in een homerische omzwerving doorheen de stad. Maar zoals bij een tragedie weet het publiek wat zijn lot zal zijn. Analoog met Oedipus zal Biberkopf niet aan zijn lot kunnen ontsnappen. Maar voor ons, het publiek, ligt de catharsis net in het feit dat wij al lang weten hoe het zal aflopen. Juist daardoor krijgen we een spiegel voorgehouden.
 

Deze blik vormde voor ons een belangrijk dramaturgisch element in onze scenografie. Wij tonen de gevangenispoort waar Biberkopf naar buiten gaat, zijn lot waar hij probeert aan te ontsnappen. Terwijl het spel en verhaal zich ontwikkelen ga je mee in de hoop en moed van Biberkopf. Het decor evolueert mee en functioneert nu eens als bar, kamer, dan als straat, etc.. Maar het beginbeeld, het decor in zijn oergedaante, is nooit weg. Ondanks de vele metamorfoses blijft de gevangenispoort altijd aanwezig als het zwaard van Damocles een muterende stille getuige en voorspeller van het lot.
 
Een ander aspect is de blik op de stad waarin Franz biberkopf wordt vrijgelaten. Dit s niet de stad van op reisbrochures, of van skylines en schitterende billboards en lichtjes. Dit is een duistere, overwoekerende stad, vervormende stad. Franz Biberkopf heeft geen overzicht over zijn situatie maar evenmin over de stad waar hij zich in bevindt. Franz zit opgesloten in de stad zoals in een doolhof. Deze stad is een niet een uitzicht vanuit een penthouse maar een kleine steeg. Zijn blik is fragmentarisch. Onze evocatie van een stad is dat ook. We gebruiken stedelijke materialen zoals ijzeren hekken, een verdwaalde straatlantaarn.
 
 

> Lees Hier artikel [DESCÈNE] (KNACK 16.11.2011)