20.04.2015 | DE STANDAARD | door Wouter Hillaert

 

Leven, waarom moederen wij?

 

Voor Viviane De Muynck schreef Tom Lanoye zijn eerste monoloog. Gaz van Theater Malpertuis laat een moeder zien nadat haar zoon zichzelf heeft opgeblazen.

 
Dit weekend was het de beurt aan Tielt, om het zoveelste doelwit te spelen van de toeristische herdenkingsoperatie getiteld ‘de Groote Oorlog’. Zo liepen ruim 2.000 mensen mee op in het Woordfront van Saskia De Coster, ter herinnering aan de vele slachtoffers van de eerste gasaanvallen. Zelf wilde Lanoye in Gaz liever niet terugblikken, maar het geweld van vandaag behandelen. Zijn keuze viel op een combinatie tussen Syriëstrijders en shockterrorisme à la Charlie Hebdo.
Waarom massamoordenaars graag gezien zijn in theater? Ze zijn de tragische helden van de mediamaatschappij. Als in de Griekse tragedie geven ze één gezicht aan alle maatschappelijke schuld. En daartegen brengen toneelschrijvers dan graag de onverklaarbaarheid van een hoger lot in, terwijl ze wel stiekem kicken op zoveel blinde overtuiging. Zo gaf Milo Rau het woord aan Anders Breivik of Lars Norén aan Bastian Bosse.
 
Tom Lanoye koos voor Gaz een andere benadering: de blik van de overblijvende moeder. Ook in Reizen Jihad kon je ze al horen. Zij spiegelt veel meer ons eigen perspectief: deelachtig aan alle onbegrip, maar daardoor ook buitengesloten. Wat is onze eigen medeverantwoordelijkheid? Van die vraag is de moeder van de terrorist de verhevigde belichaming. Eens het felle licht van de camera’s weer andere prooien heeft gevonden, rest hen enkel de schaduw van hun eigen voortbestaan. De echte tragedie is blijven
leven.
 
Ontsnappen kan niet meer
Zo staat Viviane De Muynck er ook, bij aanvang van Gaz. Ze houdt haar twee armen boven elkaar. Als koesterde ze nog haar baby van weleer, waarvan de natuur eerst een man met een eigen wil maakte, en het lot daarna een moordenaar. Wat zij het leven gaf, zaaide zelf de dood, ook voor zichzelf. Zo draagt ze de ware naweeën van terrorisme. Niet met gekruiste armen, maar ingekeerd, wars van elke meligheid. Ze heeft vastgesteld. Ze heeft aanvaard. Ze zal er nooit mee rondkomen.
Het enige waar deze moeder zich aan kan vasthaken, is de zaal, het oog van de gemeenschap. Kon De Muynck in vorige monologen nog bogen op de beeldenrijkdom van regisseurs als Jan Lauwers of Fabrice Murgia, dan heeft regisseur Piet Arfeuille haar hier volledig overgeleverd aan zichzelf en het publiek. De scène is één bunker van grijze snelbouwstenen. Alle gordijnen zijn neergehaald, zelfs de achterpoortjes van Theater Malpertuis zijn dichtgemetseld. Gaz kiest het kader van een isoleercel, een mortuarium, een echoput met de afmetingen van een rechtszaal. Ontsnappen kan niet meer.
 
‘Hij’. Het eerste woord van de moeder is geen naam. Het drama dat ze torst, heeft er geen. Behalve het moederschap zelf, dan. Klassiek begint Lanoyes tekst bij de herinnering aan de geboorte, het eeuwig tijdelijke verbond tussen moeder en zoon. ‘Moeders?’ schampert De Muynck. ‘We worden weggegomd. Hier een lijntje, daar een lijntje. Tot we helemaal worden overtekend. Door de buitenwacht en zijn verleidingen.’
 
Ware ontroering
Als Lanoye ergens goed in blijft, dan wel zijn inzicht in het vrouwelijke perspectief, met hier zelfs een extra zorg rond kinderen die hij nooit heeft gehad. Nochtans blijkt zijn schriftuur zelf vrij mannelijk, zoals zijn zinnen op doel gericht zijn in hun stilistische gratie, hun intellectuele welluidendheid. Lanoye bedient De Muynck met een apologie die uithaalt naar de ‘tegelspreuken’ over terrorisme in de media, maar scoort ook zelf graag puntige wijsheden over radicalisme of de reacties erop.
Zo claimt zijn moeder haar gelijk, zacht maar zelfbewust. Wat ze allemaal aan verwijten heeft moeten binnenvreten, kaatst ze nu naar de gemeenschap terug. ‘De opiniemakers en de ideologen. De politici en de welzijnswerkers. De ronselaars, de lasteraars. Ze maken van hem afwisselend een held of een beest. Zonder tussenweg: barbaar of martelaar. Ik zoek hém. Een kind van mij. Geen trofee van een of ander gelijk.’ De ware ontroering volgt aan het slot, waar deze vrouw haar eigen kwetsbare twijfels blootlegt. De Muynck laat diep in haar ziel kijken, zoals ze haar ogen neerslaat in volle verlatenheid, om de zaal daarmee dan vol aan te kijken. Ze kijkt niet met haar irissen, maar met haar binnenste, met haar hele historiek. De hele bunker licht er van op.

 

> Lees artikel op standaard.be