sneeuwTheaterkrant
 
15.02.2015 | theaterkrant | door Evelyne Coussens

 

Een mooi maar droevig schilderijtje

 
Inne Goris is een Vlaamse theatermaker die vaak wat onderbelicht blijft. Ten onrechte. Dat ze relatief weinig in the picture komt heeft deels te maken met de aard van haar werk, deels met de sector waarin zij gestart is.

 

Om te beginnen met dit laatste: na haar afstuderen aan de Toneelacademie Maastricht stroomt Goris midden in de jaren negentig van de vorige eeuw het veld in via het jeugdtheater, met voorstellingen bij het Brusselse Bronks en het Antwerpse Villanella. Het Vlaamse jeugdtheater is op dat moment aan een ontbolstering bezig die het (uit)eindelijk zal emanciperen van het betuttelende etiket kids only, maar de opmars is nog pril.
 
Daarnaast speelt het feit dat Goris’ werk moeilijk te categoriseren is. Haar theatertaal is allesbehalve hapklaar; ze balanceert tussen beeldend werk, muziektheater en danstheater. Goris werkte zelfs ooit als dramaturge bij Wim Vandekeybus’ gezelschap Ultima Vez.
 
Waar je wél steevast op kunt rekenen is de grondtoon van haar voorstellingen, of beter: de basiskleur. Een weinig hoopgevend palet van donkere schakeringen, vechtend tegen de grimmige verleiding om de hoop helemaal uit te bannen. Wrange en aangrijpende sprookjes zijn het, temidden van de voor de rest veelal zuurstokkleurige zoetigheid van het jeugdtheater. De producties die Goris het eerste decennium van het nieuwe millennium maakt met haar structuur Zeven (De dood en het meisje, La petite fille qui aimait trop les allumettes, Droesem en vooral het verkillende Naar Medeia) lijken stuk voor stuk doordrongen van een harde visie op de wereld én op het kind zelf, dat in sommige gevallen even wreed en meedogeloos is als de volwassene.
 
In 2009 verruimt Goris haar blik op velerlei gebieden, via de aansluiting bij het Gentse muziektheaterhuis LOD. ‘Al van toen ik met theater begon, typeerde men mijn voorstellingen als kamermuziek: een compositie van beweging, klank en beeld,’ zegt ze in een interview met De Standaard. Ze maakt bij LOD haar eerste voorstellingen voor het avondcircuit (Nachtevening, Muur, Hoog gras). De taal en het klare narratief – lange tijd onontbeerlijk geacht in het jeugdtheater – verliezen in haar werk terrein: het contact met beeldend kunstenaars (videast Kurt d’Haeseleer) en hedendaagse componisten (Dominique Pauwels) stuwt haar werk richting woordloze abstractie. LOD’s internationale contacten zorgen ervoor dat ze naar het buitenland kan springen: de installatie Droomtijd gaat in 2011 in première op het Manchester International Festival; een jaar later staat Hoog gras op het internationale Kunstenfestivaldesarts.
 
Sneeuw, een woordloze voorstelling voor vierplussers, volgt die uitgepuurde beeldende en muzikale lijn. Er is nog taal, maar die is tot abstractie gebracht: het is een associatieve klankentaal die er enkel op gericht is de muziek en de beelden te ondersteunen. In Sneeuw is het ‘verhaal’ verdwenen, of toch tot een minimum beperkt. Het enige narratief is dat van leven en dood – misschien wel het enige verhaal dat er écht toe doet, zelfs voor vierplussers.
 
Een Sneeuwmeisje (sopraan Natasha Young van Silbersee) zingt zichzelf tot leven bij het vallen van de eerste vlokken. Speels probeert ze de kristallen te tellen, ze volgt hun sierlijke dwarrelen, beproeft hun textuur en temperatuur, maakt kennis met hun ongrijpbaarheid. Even ongrijpbaar is ook zijzelf. Haar is een kort leven toebedeeld waarin ze eigenlijk maar één handeling stelt, maar wel een belangrijke: ze gaat op zoek naar een vriend. Na een wervelend hoogtepunt – of is het al een doodsstrijd? – moet ze smelten, al lijkt ze dat zelf niet goed te beseffen.
 
De dramaturgie wordt aangevoerd door de muziek van componist Thomas Smetryns, die bovenop een sfeerscheppende soundscape een setlist opbouwt waarin verschillende nummers (slaapliedje, rock, rap) zich aan elkaar rijgen. Gitarist Toon Callier, die als rode vos lichtvoetig door het sparrenbos trippelt, begeleidt Youngs soulvolle stem. Naast een concert is Sneeuw vooral ook een tableau, met dank aan het gestileerde decor van Ruimtevaarders en het lichtontwerp van maestro Mark Van Denesse. De combinatie van licht, klank, beweging en beeld overlaadt de zintuigen met een weelde aan synesthesieën: je hoort hoe wit de sneeuw is, je proeft hoe ze knisperend kraakt, je ziet de zijdeachtige textuur, je voelt de afstandelijke eenzaamheid van de materie. Want dat Sneeuwmeisje eenzaam is staat vast. Zelfs vriend Vos verlaat haar wanneer de lente aanbreekt, met de rode staart tussen de poten – omdat een beetje vos nu eenmaal het leven begrijpt.
 
Waar is het gevaar? Inne Goris’ voorstellingen bevatten altijd een risico, iets wat schuurt, iets wat tegenkleur geeft aan de – in dit geval – perfecte, witte wereld. Dat gevaar schuilt in de vergankelijkheid van dit Sneeuwmeisje; al in haar ontstaan ligt haar verdwijnen besloten. Alles rondom haar heeft weet van dat einde, behalve zijzelf. Dat maakt haar wezenlijk tot een tragisch personage. En van Sneeuw maakt het een intens mooi, maar droevig schilderijtje.

 

> artikel op theaterkrant.nl

 
 

 

 

07.12.2011 | ZONE03 | door Evelyne Coussens

 

Vader, Moeder, Ik en Wij (****)

 

In het hoofd van een klein meisje gaat het er heftig aan toe, want de wereld is groot en verwarrend, leuk en vermoeiend, frustrerend en angstaanjagend, koud en spannend. Ze tuimelt van de ene verbijstering in de andere en ontdekt dat zij het is die denkt. Daar dient haar hoofd voor, om te denken. De wereld is complex, maar haar gedachten praten mee. En als ze iets niet begrijpt, leggen zij het wel uit. In een springerig ritme komen de grote vraagstukken uit een mensenleven voorbij. Over opgroeien. Over de wereld. Over familie.

 

Middenin verrassende videobeelden verkennen een actrice en twee muzikanten de fascinerende denkwereld van een jong meisje.

 

HETPALEIS bewondert de eigenzinnige, niet-betuttelende manier waarop theatermaakster Inne Goris al jaren (jeugd)theater maakt. Haar voorstellingen zijn meestal bewerkingen van toneelstukken, boeken of sprookjes die zij omzet naar een verstilde, uitgepuurde en bijna woordeloze beeldtaal. Die abstracte essentie overstijgt een alledaagse realiteit. Beweging is een essentieel onderdeel. Vanaf 2009 creëert Inne Goris verschillende producties en installaties onder de vleugels van het Gentse kunstenaarshuis LOD.

 

De kracht van het denken

 

Een hoofd is als een huis: je kan er in rondlopen en in elke kamer ontdek je wel iets over jezelf. Het hoofdpersonage uit Vader, moeder, ik en wij woont in zo’n hoofd/huis. De ontdekkingstocht door de kamers en de pogingen om wat daar aanwezig is een plaats te geven is het opzet van Inne Goris’ nieuwe voorstelling.

 

In 1997 las Goris Picknick op de wenteltrap van Esther Jansma, een roman waarin de schrijfster in het hoofd kruipt van een meisje van vijf dat zich net bewust wordt van haar eigen ‘ik’. Omdat de explosie aan nieuwe inzichten overweldigend is splitst ze dat ‘ik’ op in drie innerlijke stemmen, die elk een eigen ‘weten’ kennen. De stemmen redeneren tegen elkaar, doen spelletjes en reflecteren over de wereld. Dat basisgegeven hebben Goris en het ontwerpersduo ruimtevaarders op een indrukwekkende manier naar de scène vertaald. Daar staat een aaneengesloten reeks witte kasten, waar actrice Greet Verstraete niet enkel ‘live’ in- en uitkruipt, maar waarop ook haar innerlijke interieur geprojecteerd wordt. Videast Kurt D’haeseleer laat in vlekkerige contouren een huis met kamers groeien waarin zich de dubbelgangsters van de actrice bewegen. In tegenstelling tot de lijfelijke versie zitten die virtuele figuren opgesloten in hun wereld: de innerlijke stemmen kunnen niet buiten hun denkkader treden. Lastig, in een wereld waarin ‘alles kan veranderen’. Samen met de cello- en pianocomposities van Dominique Pauwels bepalen de projecties het ritme en de intensiteit van het ontkiemende denken: soms heftig, soms beschouwend, soms woedend, soms verdrietig.

 

‘Missen is als buikpijn.’ Inne Goris heeft de tekst bewerkt tot een fragmentarisch maar essentieel amalgaam van rake zinnen. Het meisje droomt van een gezin, maar moet omgaan met het besef dat haar vader dood is. Ze zoekt naar strategieën om dat verdriet te bezweren. Belangrijkste strategie is het benoemen (het zich toe-eigenen) van wat ze ziet. Met elk woord dat ze nadrukkelijk uitspreekt krijgt het blanco interieur meer kleur – de wereld krijgt pas vorm dankzij de taal. Die taal is wezenlijk filosofisch, hoewel gevat in eenvoudige woorden: ‘Als je lang genoeg in het donker kijkt/zie je gekleurde stipjes door de kamer zweven. En als je heel stil bent/Hoor je een vogel vliegen.’ Wat naast de knappe esthetiek vooral blijft hangen van Vader, moeder, ik en wij is de helende kracht van het denken,de troostende houvast van het zelfbewustzijn: ‘We mogen hem niet vergeten/We moeten blijven denken.’
 

> lees het artikel op ZONE03.be

 

 

 

29.01.2011 | cobra.be | door Liv Laveyne

 

Vader, moeder, ik en wij – Inne Goris

 

Wat zeg je tegen een kind, als de dood van dichtbij toeslaat? Als de vader komt te sterven. De moeder zonder woorden valt. Help mij, help mij uit de nood? Maar valt er iets te rijmen met de dood?

 

Het staat geschilderd op de muur van HETPALEIS:
‘Brood wordt ook niet alleen gebakken voor kinderen of volwassenen.’

 

De slagzin verwijst naar de niet betuttelende manier waarop het Antwerpse jeugdtheaterhuis kunst voor kinderen wil brengen. HETPALEIS is op dat vlak van geen kleintje vervaard en vindt in een theatermaakster als Inne Goris een gewillige medestander. Goris’ theatertaal is immers poëtisch, beeldend, associatief, verstillend, maar wordt door sommigen – soms terecht, vaker onterecht – te donker en te moeilijk genoemd. Een kritiek die ons vooral als een opluchtende vloek in de oren klinkt in een kinderwereld die gedomineerd wordt door happy go kleurige puntmuts commerciële producten.

 

De dood en het meisje

 

Met haar gezelschap Zeven bracht Goris al vele uitdagende kinderproducties (‘De dood en het meisje’), maar ook volwassentheater met kinderen (het aangrijpende ‘Naar Medeia’). Sinds 2009 opereert ze onder de vleugels van het Gentse muziektheater LOD.

 

Voor haar nieuwe voorstelling ‘Vader, Moeder, Ik en Wij’ (5+) inspireerde ze zich op Esther Jansma’s ‘Picknick op de wenteltrap’, een boek voor volwassenen, maar geschreven vanuit het standpunt van een kind, een meisje dat zich bewust wordt van het eigen denken en van de wereld rondom zich. Ook van de dood.

 

De Dood is al geen evident thema om aan te kaarten bij vijfjarigen, maar Goris legt de lat voor de jonge kijker nog een stuk hoger met een niet evidente tekst en vorm: de combinatie van de videoprojecties van Kurt d’Haeseleer en de hedendaags klassieke muziekscore van LOD-huiscomponist Dominique Pauwels.

 

Inkleuren met herinneringen

 

De muziek wordt op scène live uitgevoerd op vleugelpiano en cello. Het meisje (actrice Greet Verstraete) beweegt zich op en langs een witte wand, die de dwarsdoorsnede van een huis vormt: living met kamerplant, de slaapkamer, de keuken met koffers op de vloer. Alles is wit. De Vader is weg. “De eeuwigheid duurt voor altijd,” had hij haar uitgelegd. Dat hij het was die van het tijdelijke naar het eeuwige zou reizen, dat had hij niet gezegd. De tijd is ook voor de nabestaanden blijven stilstaan, zo lijkt het wel. De Moeder is al even afwezig, het meisje is er vooral alleen met haar verdriet.

 

Slechts af en toe duikt de schim van een man op, de geest van de Vader die nog door het huis waart. Het meisje speelt in een wit vacuüm dat ingekleurd wordt met herinneringen. Ook letterlijk: de videoprojecties kleuren de wand in. Beelden die bewegen als stille drijvende wolken, soms voorbijschieten als een jachtige bus. Maar de kleuren trekken telkens weer wit weg. Dat is de realiteit. Eén tel en dan is alles anders. Wie niet weg is, is gezien. Wat dan met degene die wel weg is? Wat ont-houden we?

 

Idealisme vs realiteit

 

“Wie verdriet heeft, moet plannetjes maken,” weet het meisje. Actrice Greet Verstraete moet in haar spel tegelijk een kinderlijke naïviteit bewaren maar zich ook verhouden tot een hoogst hermetische tekst. En dat is geen sinecure. Die spanning – of beter gezegd vooral het gebrek eraan – voel je ook in de zaal. ‘Vader, Moeder, Ik en Wij’ is een introverte, poëtische en associatieve voorstelling in woord en beeld, maar blijft in beide te abstract en te repetitief om (zeker een jong publiek van vijfjarigen) te blijven boeien.

 

Brood wordt inderdaad niet alleen gebakken voor of kinderen of volwassenen. Maar hoe lovenswaardig dit ideaal ook is, soms vraag je je af : Wie bewijs je hiermee een dienst? Een uitdaging kan ook een afknapper worden. Zeker voor een jong publiek dat vaak voor het eerst geconfronteerd wordt met theater, zijn voorstellingen als deze een riskante onderneming.

 

Liv Laveyne

 

> artikel op cobra.be